Belastingheffing van grensarbeiders m.i.v. 2015.
Vanaf 1 januari 2015 is een nieuwe regeling in werking getreden voor in het buitenland woonachtige belastingplichtigen die in Nederland inkomen genieten. Deze regeling vervangt de (vrije) keuzeregeling voor buitenlands belastingplichtigen.
Degene die gebruikt maakte van dit keuzerecht (tot 1 januari 2015) kwam in Nederland in aanmerking voor verschillende belastingvoordelen zoals heffingskortingen, persoonsgebonden aftrek en hypotheekrenteaftrek. De nieuwe regeling met ingang van 1 januari 2015 is een versobering waardoor er voor veel grensarbeiders een einde komt aan genoemde belastingfaciliteiten. Vanaf 1 januari 2015 kan een buitenlands belastingplichtige alleen nog in aanmerking komen voor genoemde belastingvoordelen als hij of zij als ‘kwalificerende buitenlands belastingplichtige’ kan worden aangemerkt.
Hiervoor gelden 3 eisen:
- Hij / zij moet voldoen aan het 90%-inkomenscriterium;
- Hij / zij moet wonen in een van de EU-landen of EER-landen, Zwitserland, Antillen of Suriname;
- Hij / zij moet een inkomensverklaring uit zijn woonland overleggen aan de Nederlandse belastinginspecteur.
Het inkomenscriterium houdt in dat ten minste 90% van het inkomen in Nederland aan de loon- of inkomstenbelasting moet zijn onderworpen. Kort gezegd wordt hierbij het Nederlands inkomen afgezet tegen het wereldinkomen. In dit kader wordt onder inkomen het verzamelinkomen (de optelsom van de inkomsten uit box 1, 2, en 3), met enkele daarop aangebrachte correcties, verstaan.
De nieuwe regeling heeft ook gevolgen voor het fiscale partnerschap. Onder de nieuwe regeling kunnen buitenlands belastingplichtigen alleen elkaars fiscale partner zijn als het inkomen van beide partners zelf voor 90% of meer belast is in Nederland of als het gezamenlijke inkomen voor 90% of meer belast is in Nederland.
Een partner die buiten Nederland werkt, kan dus niet snel meer als fiscaal partner worden aangemerkt. Dit kan grote gevolgen hebben. Inkomensbestanddelen als de hypotheekrenteaftrek kunnen dan namelijk niet meer vrij worden toegerekend tussen de partners. Veel partners (gezamenlijk eigenaar van de eigen woning) verliezen hierdoor de helft van hun hypotheekrenteaftrek in Nederland.
Voorbeeld 1
Sjors (alleenstaande) woont in Duitsland en werkt in Nederland. Sjors verdient € 50.000 en het negatieve inkomen uit eigen woning (eigenwoningforfait minus hypotheekrente) bedraagt € 15.000. Sjors heeft € 150.000 aan spaartegoeden.
Met toepassing van de keuzeregeling 2014 is de hypotheekrente voor hem aftrekbaar. De hypotheekrenteaftrek levert Sjors jaarlijks een netto belastingvoordeel op van € 6.300 (42% van € 15.000).
Onder de nieuwe regeling 2015 voldoet Sjors niet aan de 90%-norm, waardoor hij zijn recht op hypotheekrenteaftrek in Nederland volledig verliest. Het spaartegoed van € 150.000 leidt namelijk tot een box 3-inkomen (inkomen uit sparen en beleggen) van € 6.000 (4% van € 150.000). Gemakshalve is hierbij het heffingsvrije vermogen buiten beschouwing gelaten. Dit box 3-inkomen is niet aan Nederlandse inkomstenbelasting onderworpen. Aldus is slechts 89,29% (€ 50.000 / € 56.000) van het wereldinkomen onderworpen aan Nederlandse heffing.
Voorbeeld 2
Willem (alleenstaande) woont in Duitsland en werkt als werknemer zowel in Nederland als in Duitsland. Willem verdient in Nederland € 40.000 en in Duitsland € 10.000. Het negatieve inkomen uit de Duitse eigen woning bedraagt € 15.000. Willem heeft geen spaartegoeden. Met toepassing van de huidige keuzeregeling is de hypotheekrente in 2014 voor Willem in Nederland aftrekbaar.
Onder de nieuwe regeling voldoet Willem niet aan de 90%-norm (immers € 40.000 / € 50.000 is 80%) waardoor ook hij zijn recht op hypotheekrenteaftrek in Nederland verliest.
Voorbeeld 3
Pieter en Ans zijn in gemeenschap van goederen gehuwd en wonen in België. Pieter werkt in Nederland en verdient € 50.000. Ans werkt in België en verdient € 20.000. De negatieve inkomsten uit eigen woning bedragen € 15.000. Zij hebben geen spaartegoeden.
Pieter voldoet zelfstandig aan de 90%-eis. Hij kan 50% van de negatieve inkomsten uit de eigen woning in Nederland in aftrek brengen.
Ans voldoet zelfstandig niet aan de 90%-norm (€ 0 / € 20.000). Ans kan haar aandeel in de negatieve inkomsten uit eigen woning van € 7.500 (50%) daardoor niet langer in aftrek brengen.
Samen voldoen Pieter en Ans niet aan de 90%-norm (€ 50.000 / € 70.000). Pieter en Ans verliezen onder de nieuwe regeling ingaande het jaar 2015 dus de helft van hun hypotheekrenteaftrek.
Opmerking BM:
De nieuwe regeling inzake de kwalificerende buitenlandse belastingplicht is een versobering ten opzichte van de huidige keuzeregeling. In het buitenland woonachtige belastingplichtigen met inkomen uit Nederland kunnen het recht op bepaalde fiscale voordelen zoals heffingskortingen, persoonsgebonden aftrek en hypotheekrenteaftrek met ingang van 2015 verliezen. Deze nadelige gevolgen zullen zich met name voordoen bij belastingplichtigen met vermogen en bij belastingplichtigen met gedeeltelijk buitenlands inkomen.
Door vermogen weg te schenken of gedeeltelijk versneld af te lossen op de bestaande hypotheekschuld kan Sjors uit voorbeeld 1 voldoen aan de 90%-norm. Economisch gezien is het onlogisch om veel spaargeld (met slechts 1% rente) aan te houden en een hypotheekschuld te hebben (met bijvoorbeeld 4% hypotheekrente).
Willem uit voorbeeld 2 zou zijn kleine Duitse baan kunnen opzeggen en proberen om in Nederland vervangend werk te vinden, om toch aangemerkt te worden als kwalificerend buitenlands belastingplichtige.
Ans uit voorbeeld 3 zou haar Belgische baan kunnen opzeggen en in Nederland gaan werken.
Deze maatregel van de overheid zou ook kunnen meebrengen dat een aantal Nederbelgen en Nederduitsers de keuze maakt om te verhuizen naar Nederland. In de Belgische en Duitse grensstreek komt hierdoor enige beweging in de huizenmarkt.