Wet Uniformering Loonbegrip
Wet Uniformering Loonbegrip per 01-01-2013.
Per 1 januari 2013 wordt de Wet uniformering loonbegrip (WUL) ingevoerd. Die wet brengt een uniform loonbegrip voor de loonheffing, de premies volksverzekeringen, de premies werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet.
De belangrijkste gevolgen van de uniformering van het loonbegrip zijn:
1. De bijtelling van de auto van de zaak wordt onderdeel van het premieloon voor de werknemersverzekeringen.
Heeft de werknemer voor zijn auto van de zaak een verklaring geen privégebruik (of voor de bestelauto een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik), dan heeft deze wijziging geen gevolg; er is geen bijtelling, zodat ook geen premies verschuldigd zijn.
Als blijkt dat de werknemer meer dan 500 kilometer voor privé rijdt, wordt de bijtelling privégebruik alsnog verloond. De werknemer krijgt dan een naheffingsaanslag loonheffing, plus daarbovenop voortaan ook een aanslag premie werknemersverzekering. Deze naheffingen kunnen aan de werkgever worden opgelegd als hij wist dat de verklaringen geen privégebruik onjuist waren.
2. Loon dat bij een langdurige non-actiefstelling van de werknemer wordt doorbetaald, gaat behoren tot het premieloon.Vanaf 01-01-2013 wordt dergelijk loon gedurende maximaal 104 weken aangemerkt als loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Voor doorbetalingen bij ziekte was dat al eerder zo geregeld.
3. De levensloopregeling wordt vanaf 2013 met de omkeerregel behandeld.
De inleg is aftrekbaar en vermindert het premieloon én het uitkeringsloon voor de sociale verzekeringen. Voor werknemers is dat negatief, voor werkgevers treedt een besparing aan premies werknemersverzekeringen op als werknemers met een premieloon onder het premiemaximum (van € 50.064 in 2012) in de levensloopregeling inleggen. Een opname uit het levenslooptegoed behoort tot het premieloon; dit leidt tot een dubbele heffing omdat bij de opbouw van dit tegoed ook al premies zijn geheven. Nadeel is ook dat over het rendement van het levenslooptegoed premies werknemersverzekeringen verschuldigd worden.
4. De werkgeversvergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) komt te vervallen.
Vanaf 1 januari 2013 is niet meer de werknemer, maar de werkgever de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw verschuldigd. Een uitzondering geldt voor de Zvw-bijdrage bij DGA’s, bij de naheffing over de bijtelling privégebruik auto en bij opting-in voor de loonheffing.
Door deze aanpassing vervalt de mogelijkheid voor de werknemer om als hij voor meerdere werkgevers werkt, de teveel betaalde premie terug te vragen. Iedere werkgever is voortaan de bijdrage tot het maximum verschuldigd. Voor werknemers is de Zvw-bijdrage in het nieuwe systeem geen belastbaar loon. Dit voordeel is teniet gedaan door een verhoging van het IB-tarief in de eerste schijf (met 3,45%) en de tweede schijf (met 0,05%), en een verlaging van de arbeidskorting.
5. Het werknemersdeel in de WW-premie en de WW-franchise worden afgeschaft. Feitelijk stond deze premie de afgelopen jaren al bijna op nihil.
Opmerking BM-Advisering:
De afgelopen jaren kwam het regelmatig voor dat er werknemers waren met meerdere banen, die tezamen in 2012 meer dan € 50.064 (2011: € 33.427) salaris verdienden. Zij kregen in juli van het volgende jaar, hetgeen meer was ingehouden dan de maximale inhouding (2012: € 3.554 en 2011: € 2590), terug gestort op hun rekening. Deze mogelijkheid vervalt, aangezien de inkomensafhankelijke bijdrage in de Zvw volledig een werkgeversheffing wordt met ingang van 1 januari 2013. Dit vergemakkelijkt de loonstrook.
