Geen premie en toch pensioen BPF
Geen premie en toch pensioen van bedrijfstakpensioenfonds.
Een meubelstoffeerder (A) werkte vanaf 1972 voor een woninginrichtingsbedrijf. Hij is in 2009 65 jaar geworden. Voor de periode tot 1993 viel A onder de verplichtstelling van de Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de meubelindustrie en meubileringsbedrijven (BPF Meubel). Vanaf 1993 viel A onder de verplichtstelling van het Pensioenfonds Wonen. Het woninginrichtingsbedrijf was over de periode 1972 – 1993 niet aangemeld bij het BPF Meubel. Het BPF had over die periode geen pensioenpremie ontvangen voor A. A claimt over die periode 1972 – 1993 een pensioen bij het BPF Meubel. Het gaat hier om de vraag of een werknemer die onder de verplichtstelling van een pensioenfonds valt ook recht heeft op pensioen als hij niet is aangemeld en de werkgever voor hem geen premies heeft afgedragen.
Rechtbank Noord-Nederland d.d. 6 maart 2013, nr. 395036, leidt uit de wetsgeschiedenis van de Pensioenwet af dat het uitgangspunt ‘geen premie, geen recht’ zich niet verdraagt met de regeling betreffende verplichtstelling van deelneming in bedrijfstakpensioenfondsen zoals neergelegd in (thans) de Wet Bpf 2000 en (voorheen) de Wet Bpf. Dit betekent dat een werknemer die onder de verplichtstellingsbeschikking van een bedrijfstakpensioenfonds valt, behoudens evidente gevallen van “boze opzet”, aanspraak heeft op pensioen, ook als de werkgever de werknemer (per abuis of met opzet) niet heeft aangemeld, als bij de werknemer geen premie is ingehouden en/of niet is afgedragen.” A heeft daardoor wel recht op pensioen dat is opgebouwd over de periode 1972-1993.
Een uitspraak die recht doet aan de gevoelens van de werknemer. Het is de taak voor het bedrijfstakpensioenfonds om actief de werkgever te benaderen en te controleren op correcte afdracht. Desgewenst kan het pensioenfonds daarbij de hulp inschakelen van de werknemer.