Werkkostenregeling en bonus.
Uiterlijk op het moment van vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen van loon aan de werknemer moet de werkgever de keuze maken: op collectief niveau (WKR) of op individueel niveau belasten.
In beginsel kunnen op collectief niveau alle vergoedingen en verstrekkingen ondergebracht worden in de vrije ruimte of kan de werkgever daar zelf 80% eindheffing over betalen als de vrije ruimte van 1,2% van de fiscale loonsom al is overschreden. Hierdoor ontstaat voor mensen met een loon in het 52%-tarief een vorm van tariefarbitrage die de regering ongewenst acht en waar zij paal en perk aan wil stellen.
In de wetgeving 2015 is bepaald dat door de inhoudingsplichtige aan te wijzen vergoedingen en verstrekkingen voor zover deze vergoedingen en verstrekkingen “niet in belangrijke mate (30%) hoger zijn dan in voor het overige overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is” in de vrije ruimte mogen worden ondergebracht of met de eindheffing mogen worden belast. Oorspronkelijk werd aangenomen dat voor het aanwijzen als WKR-bestanddeel al voldoende was dat het loonbestanddeel niet expliciet op de loonstrook van een medewerker was opgenomen. Onlangs is aangegeven dat de bewijslast bij de werkgever ligt. De werkgever doet er goed aan een en ander expliciet te regelen in de arbeidsvoorwaarden en de administratieve processen.
Over de gebruikelijkheid van een vergoeding of verstrekking kan veel discussie ontstaan en uit doelmatigheidsoverwegingen heeft de Belastingdienst begin 2015 aangegeven dat vergoedingen tot een bedrag van € 2.400 per medewerker per jaar niet ongebruikelijk zijn. Later heeft de Belastingdienst nog verduidelijkt dat ook in het geval een bonus van € 2.400 per werknemer per jaar 10% tot 20% van de loonsom van deze werknemer bedraagt (denk aan de bancaire sector), de gebruikelijkheid van deze bonus niet getoetst wordt. Dit betekent dat deze bonus in 2015 ten laste van de vrije ruimte gebracht kan worden (als daar tenminste nog ruimte is) of tegen 80% eindheffing afgerekend kan worden.
Opmerking BM-Advisering:
Voor het jaar 2015 kon een bonus onder de grens van bruto € 2.400 bruto per medewerker per jaar onder de WKR gebracht worden.
In de overige fiscale maatregelen 2016 wordt voorgesteld om artikel 31, lid 1 , onderdeel f van de Loonbelasting aan te passen. Het gebruikelijkheidscriterium gaat luiden “door de inhoudingsplichtige aangewezen vergoedingen en verstrekkingen voor zover de omvang van de aangewezen vergoedingen en verstrekkingen niet in belangrijke mate (30%) groter is dan de omvang van de vergoedingen en verstrekkingen die in voor het overige overeenkomstige omstandigheden in de regel worden aangewezen”.
Dat betekent dat met ingang van 2016 bij de beoordeling of een vergoeding of verstrekking in de vrije ruimte kan worden ondergebracht of met eindheffing kan worden belast, niet (alleen) meer gekeken moet worden of de vergoeding of verstrekking op zich zelf ongebruikelijk is, maar of het ongebruikelijk is deze in de vrije ruimte onder te brengen of met eindheffing te belasten.
Er zal volgens de Staatssecretaris met ingang van 2016 vergeleken moeten worden met:
- Andere werknemers van dezelfde werkgever
- Collega’s in dezelfde functiecategorie bij dezelfde werkgever
- Met andere werkgevers in dezelfde sector.
De staatssecretaris noemt als voorbeelden van beloningen die niet in de vrije ruimte kunnen onder meer: een maandloon, vakantiegeld en hoge bonussen (boven € 2.400 per jaar). Het kerstpakket is daarentegen geen enkel probleem.
Het valt te betwijfelen of de staatssecretaris het voor 2016 bij het rechte eind heeft. Niet hij bepaalt wat gebruikelijk of ongebruikelijk is, maar dat bepalen de werkgevers die vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers doen toekomen en kiezen voor de wijze waarop zij die vergoeding of verstrekking fiscaal behandelen. Zonder aanvullende wetgeving zal voor 2016 de grens van € 2.400 ook gelden.