Wijziging bedrijfsopvolgingsregeling in de Schenk- en erfbelasting.
Per 1 januari 2016 wordt de bedrijfsopvolgingsregeling bij landbouwondernemingen in de veehouderij en akkerbouw voor de Schenk- en erfbelasting geactualiseerd.
De actualisatie betreft een nieuw rekenmodel op basis van genormeerde geldstromen. In de nieuwe rekenmodule kunnen langlopende schulden in aftrek worden gebracht. De nieuwe berekeningsmethodiek geldt voor verkrijgingen op of na 1 januari 2016. Het rekenmodel gaat uit van de waarde going concern (agrarisch). Dit is de waarde van de landbouwonderneming in de veehouderij of akkerbouw bij voortgezette oneindige uitoefening, uitgaande van de financieringsruimte van de overgedragen onderneming.
Voor de berekening van de waarde going concern mag vanaf 1 januari 2016 gewerkt worden met genormeerde bedragen op basis van KWIN-gegevens voor de veehouderij of akkerbouw volgens de handboeken Kwantitatieve Informatie Veehouderij en Kwantitatieve Informatie Akkerbouw. Voor de verkrijging vóór 1 januari 2016 blijft de DCF-methode gelden.
Het rekenmodel ziet alleen op landbouwondernemingen in de veehouderij en landbouw. Niet de visserij, fruitteleelt en kassenteelt. Voor deze sectoren wordt de berekening van de going concernwaarde gebaseerd op gecorrigeerde resultaten uit de voorgaande jaren.
In de successie wet is bepaald dat wat in het economisch verkeer als een eenheid wordt beschouwd, ook als een eenheid moet worden gewaardeerd (waarde going concern, artikel 21 SW). Wanneer de waarde going concern van het ondernemingsvermogen lager is dan de liquidatiewaarde, mag voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit worden uitgegaan van de lagere going concern waarde. Dit doet zich bij veel agrarische bedrijven voor. Vaak is er een groot kapitaalbeslag en een laag rendement op het in de onderneming gestoken vermogen.
Het rekenmodel gaat uit van de waarde going concern (agrarisch). Dit is de waarde van de landbouwonderneming in de veehouderij of akkerbouw bij voortgezette oneindige uitoefening, uitgaande van de financieringsruimte van de overgedragen onderneming. De normen voor de geldstromen worden jaarlijks vastgesteld. Belastingen spelen geen rol bij de bepaling van de geldstromen. Er mag wel rekening gehouden worden met een beloning voor arbeid. Bij de berekening worden maatschaps- c.q. vennootschapsvermogen samen gevoegd met buitenvennootschappelijk vermogen. (Positieve) inkomsten uit nevenactiviteiten (boerderijcamping, zorgactiviteit, boerderijwinkel) worden afzonderlijk in de berekening meegenomen. Voor het berekenen van de disconteringsvoet wordt er gedaan alsof het rentepercentage over het eigen vermogen gelijk is aan het rentepercentage over het vreemd vermogen en dat er geen belastingvoordeel op vreemd vermogen te behalen is. De eigen woning en ledenkapitaal en andere beleggingen, die onderdeel zijn van het ondernemingsvermogen, worden tegen de waarde in het economische verkeer meegenomen. De waarde in het economisch verkeer van langlopende schulden wordt in mindering gebracht op de waarde going concern. Indien sprake is van een marktconforme rente wordt de waarde in het economisch verkeer van de langlopende schulden gelijkgesteld aan de nominale waarde.
Door de nieuwe rekenmethode wordt de continuïteit van een onderneming bij een bedrijfsopvolging in financiële en fiscale zin niet belemmerd door de schenk- en erfbelasting. De koopprijs zal in de nieuwe rekenmethode in veel gevallen lager uitkomen dan onder de oude rekenmethode.