FIOD doet onderzoek naar witwassen en belastingfraude.
Op dinsdag 7 oktober 2014 was het navolgende bericht te lezen op de site van de belastingdienst:
“De FIOD doet onder leiding van het Functioneel Parket zes strafrechtelijke onderzoeken naar in totaal elf verdachten, die vermoedelijk onverklaarbaar vermogen bezitten en die dit voor de Belastingdienst proberen te verbergen door deze bedragen (tussen € 100.000 en € 800.000) in contanten kort voor de jaarwisseling op te nemen van hun bankrekening en kort na de jaarwisseling weer terug te storten op de bankrekening. Deze personen worden verdacht van witwassen en belastingfraude. De verdachten probeerden bij elkaar miljoenen euro’s buiten het zicht van de Belastingdienst te houden. Dat vermogen is niet verklaarbaar uit hun reguliere inkomsten. Zij zullen deze week worden gehoord door de FIOD.”
Wanneer de FIU (Financial Intelligence Unit) meldingen krijgt van ongebruikelijke transacties door banken (meer dan € 15.000 contante opname) of andere financiële instellingen, beoordeelt de FIU of de ongebruikelijke transactie ‘verdacht’ is. Indien de transactie als ‘verdacht’ wordt aangemerkt dan kan die onderzocht worden door een opsporingsinstantie of een veiligheidsdienst. Verdachte transacties voor witwassen worden bij de FIOD beoordeeld door het Anti Money Laundering Centre (AMLC). Het AMLC is ingericht naar aanleiding van de geïntensiveerde aandacht van de regering voor witwassen. Het AMLC is een kenniscentrum op het gebied van witwassen en werkt nauw samen met andere organisaties zoals de FIU, politie en het Functioneel Parket.
De aanpak van witwassen heeft prioriteit bij de overheid, omdat het van groot belang is voor de effectieve bestrijding van allerlei vormen van ernstige criminaliteit. Het versluieren van de criminele herkomst van opbrengsten van misdrijven stelt daders van deze misdrijven in staat om buiten het bereik van de opsporingsinstanties te blijven en ongestoord van het vergaarde vermogen te genieten.
Naast deze zes strafrechtelijke onderzoeken, waarin het om zeer grote bedragen gaat, zijn er ook mensen die dit doen met bedragen beneden de € 15.000. De belastingdienst noemt hen ‘saldinisten’ oftewel ‘saldosjoemelaars’. De Belastingdienst stuurt de honderden ‘saldinisten’ komende week een brief. In de brief wordt de belastingplichtige erop gewezen dat ook contant geld boven € 512 per partner moet worden opgegeven als box-3 vermogen in de aangifte inkomstenbelasting. Indien er sprake is van onverklaarbaar vermogen, dan is de Belastingdienst uiteraard ook geïnteresseerd in de bron en de mogelijke belastingheffing daarover.
Opmerking BM-Advisering:
Er zijn jaarlijks vele mensen die voor het einde van het jaar grotere bedragen contant opnemen van hun box-3 rekening. Vaak wordt dit geld gebruik om de kinderen een contante schenking te doen onder de kerstboom. Dit is niet ongebruikelijk en zeker niet verdacht.
Echter als een vergelijkbaar bedrag in het begin van het daaropvolgende jaar weer wordt terug gestort op de rekening, is dat wel verdacht volgens de FIU. Deze mensen halen het geld van hun rekening, vermoedelijk om het zo op de peildatum 1 januari buiten het zicht van de fiscus te houden, waardoor ze minder inkomstenbelasting hoeven te betalen. Echter in de jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting moet niet alleen het banksaldo op 1 januari vermeld worden, maar ook het kasgeld (voor zover dat meer is dan € 512 per partner). Over het vermogen inclusief contant geld moet box-3 belasting afgedragen worden.
Als er sprake is van bancaire overboeking van grotere bedragen, dan hoeft de bank dit niet naar de FIU te melden, tenzij er sprake is van transacties waarbij de bank aanleiding heeft te veronderstellen dat de transactie verband houdt met witwassen. In dit kader kan gedacht worden aan de situatie dat een belastingplichtige zijn vermogen tijdelijk heeft overgeboekt naar een vereniging of stichting, waar hij als vrijwilliger of bestuurder aan verbonden is. Na de jaarwisseling wordt er weer terug geboekt.
In het voorgaande ging het steeds over particulieren die methoden zochten om de heffing van box 3 te ontgaan (buiten het stallen van gelden in het buitenland).
In artikel 2.14 Wet IB 2001 zijn antimisbruik-bepalingen voor ondernemers opgenomen (box-hoppen), hetgeen inhoudt dat box-3 gelden voor het einde van het jaar tijdelijk worden overgeboekt naar de bankrekening van de onderneming (eigen vermogen, box 1) of naar de bankrekening van de eigen BV (tbs, box 1). In box 1 vindt de belastingheffing plaats op grond van het reële stelsel; in box 3 vindt de heffing plaats op basis van een fictie. Dit is dan ook vragen om problemen!
Voor box-hoppen kunnen 4 situaties onderscheiden worden:
1. De overboeking duurt korter dan 3 maanden;
2. De overboeking duurt tussen 3 en 6 maanden (zonder zakelijke overwegingen);
3. De overboeking duurt tussen 3 en 6 maanden (met zakelijke overwegingen);
4. De overboeking duurt langer dan 6 maanden.
In de eerste twee situaties is het gevolge dat de rente-aangroei in box 1 belast wordt en het overgeboekte saldo toch in box 3 belast wordt. De straf is een dubbele heffing.
In de laatste twee situaties wordt enkel de rente-aangroei in box 1 belast. Gezien de termijn van 6 maanden kan de belastingplichtige ondernemer of tbs-er slechts eens profiteren van het box-hoppen zonder problemen. Natuurlijk valt het bij de belastingdienst op en kunnen er vragen gesteld worden.
Als een ondernemer zijn spaarrekening in de eenmanszaak/vof/maatschap aanhoudt, dan komen we niet aan box-hoppen toe. Zeker bij een lage rentestand (lager dan 2,4%) is het voor ondernemers voordeliger om te sparen in box 1 als de basisvrijstelling van € 21.139 per partner in box 3 reeds benut is. Zolang de belastingdienst niet de stelling inneemt dat er sprake is van overtollige spaargelden in de zaak, kan er over de ontvangen rente zelfs 14% MKB-winstvrijstelling verzocht worden.
Saldinisten en box-hoppers hebben te maken met de reguliere navorderingstermijn van 5 jaar. Indien het geld op een buitenlandse rekening staat, is er een navorderingstermijn van 12 jaar.
