Nettopensioen / nettolijfrente.
Vanaf 2015 is het niet meer mogelijk om voor het inkomen boven € 100.000 pensioen op te bouwen uit het brutoloon of een lijfrentepremie te betalen.
Tot € 100.000 is de premie aftrekbaar in box 1 en de uitkering te zijner tijd belast in box 1 (de normale situatie voor pensioen, belast ten tijde van de uitkering).
Met ingang van 2015 kan voor het pensioengevend salaris boven € 100.000 op vrijwillige basis een nettopensioen of een nettolijfrente worden opgebouwd. Het gevolg is dat de premie niet aftrekbaar is in box 1 (het is belast loon), maar dat de uitkering te zijner tijd dan ook onbelast zal blijven in box 1 (dit is de bekende omkeerregel uit de wet op de loonbelasting).
Het gereserveerde geld voor nettopensioen of nettolijfrente is met ingang van 1-1-2015 een box 3 aangelegenheid geworden, verwijzend naar de nieuw ontwikkelde artikelen 5.17 tot en met 5.17f van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001, alwaar bepaald is dat het opgebouwde nettopensioen / nettolijfrente vrijgesteld wordt voor de box-3 heffing.
Voor het nettopensioen / nettolijfrente is een premiestaffel ontwikkeld, afhankelijk van de leeftijd van de betrokkene volgens de staffels bij een beschikbare premieregeling voor het pensioen. Het nettopensioen / nettolijfrente moet worden uitgevoerd in de vorm van een zuivere beschikbare premieregeling zonder rendementsgarantie (bij de pensioenuitvoerder, verzekeringsmaatschappij of bank). Het is niet mogelijk om nettopensioen in de eigen BV op te bouwen.
Aangezien CAO-regelingen vaak voor meerdere jaren zijn afgesloten, hebben werknemers in 2015 bij lopende CAO regelingen recht op een bijdrage van de werkgever, ook als het een pensioengevend salaris van boven de € 100.000 betreft. Bij de komende CAO-onderhandelingen zal er mogelijkerwijs onderscheid gemaakt worden. Wil de werknemer boven € 100.000 liever direct vrij besteedbaar netto inkomen of heeft hij liever een nettopensioen op termijn?
Opmerking BM-Advisering:
Wat betekent dit voor de praktijk? Een voorbeeld werkt vaak verhelderend.
Werknemer X heeft een pensioengevend salaris van € 130.000. Hij is 50 jaar oud en volgens de nieuwe premietabel (50-55 jaar) kan hij 8,3% van zijn pensioengevend salaris boven de € 100.000 toevoegen aan het nettopensioen. Stel dat de werkgever alle pensioenlasten betaalt, waarbij de pensioenlasten tot € 100.000 in de pensioenpot verdwijnen en de pensioenlasten boven € 100.000 eerst als loon bij de werknemer belast worden, vooraleer er gedoteerd kan worden aan de nettopensioen-regeling.
X kan in 2015 uit zijn nettoloon maximaal reserveren: 8,3% van € 30.000 = € 2.490. Hij kan zijn werkgever vragen om dit bedrag uit zijn nettosalaris te betalen op de nettopensioen-regeling. Hiermee spaart hij aan Box-3 heffing in het eerste jaar een bedrag van € 29,88 uit (1,2% van € 2.940).
Het gaat niet om grote bedragen per werknemer, maar in de wetenschap dat er ongeveer 150.000 Nederlanders zijn die meer dan € 100.000 pensioengevend salaris hebben (de zelfstandigen nog niet eens meegerekend), kan het toch aardig in de papieren lopen als er meerdere jaren wordt opgebouwd.
De gedachte achter deze wetgeving is duidelijk. Minder hoge pensioenuitkeringen op termijn en daardoor minder pensioenlasten op dit moment, waardoor er financiële ruimte ontstaat. Wij hebben echter enkele kanttekeningen:
- De grens van € 100.000 is arbitrair. Waarom niet € 73.000 (365 dagen x € 200) of € 120.000 (maandelijks € 10.000)?
- Wordt de grens van € 100.000 de komende jaren geïndexeerd?
- Hoe gaat de overheid ten tijde van de uitkering met de netto-uitkeringen rekening houden bij inkomensafhankelijke uitkeringen en bijdragen?
Het voorgaande geeft weer dat de traditionele oudedagspijler van drie (overheid, bedrijfspensioen, eigen oudedagsvoorzieningen) langzaam op aan het schuiven is naar een pijler van zeven (of acht):
- Overheid (AOW, ANW);
- Bedrijfspensioen (werkgever en oudedagsvoorzieningen van de ondernemer);
- Eigen oudedagsvoorzieningen (lijfrente, kapitaalverzekeringen);
- Eigen woning;
- Spaargeld , onroerend goed, effecten, erfenis;
- Netto-pensioen of netto-lijfrente;
- Kinderen (de traditionele oudedagsvoorziening in ontwikkelingslanden);
- Moestuinsocialisme, de voedsel- en kledingbank, de bijstand (als het vangnet van de Nederlandse samenleving).