Proefprocedure BTW en horeca.
In december 2014 verscheen in de pers de mededeling dat er een procedure gevoerd wordt over het btw-tarief in restaurants, waar (naast spijzen) alcoholhoudende dranken worden geschonken.
De huidige zienswijze is dat ter zake van de geleverde alcoholhoudende dranken 21% btw is verschuldigd. In de opgestarte procedure wordt het standpunt ingenomen dat voor deze dranken hetzelfde btw-regime van toepassing dient te zijn als op de verstrekte spijzen waar deze worden geschonken. Men maakt dus een koppeling met de verstrekte etenswaren, waarvoor het verlaagde tarief van 6% geldt.
De procedure kan ook gevolgen hebben voor aanverwante branches zoals eetcafés, hotels en de recreatieve sector.
In een “normaal” café/disco worden meestal geen spijzen naast de drank verstrekt, zodat zij 21% btw moeten blijven berekenen over de verstrekte alcoholische dranken. Zij kunnen niet aansluiten bij deze procedure.
Opmerking BM:
In tabel I, post b.12 van de Wet op de Omzetbelasting 1968 is het 6% tarief geregeld voor “het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld in post a.1, voor gebruik ter plaatse binnen het kader van hotel-, café-, restaurant-, pension-, en aanverwant bedrijf”. Volgens post a.1 omvat voedingsmiddelen: eet- en drinkwaren, die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie, met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen NIET worden gerekend alcoholhoudende dranken.
In de vakliteratuur wordt er verschillend gedacht over de kansen van deze procedure. Wij zijn niet zo positief gestemd over de uitkomst. Ons grote probleem is dat de staatssecretaris van Financiën aanleiding zou kunnen zien om het 6% tarief voor het verstrekken van spijzen af te schaffen, hetgeen tot gevolg heeft dat het boodschappenmandje fors duurder wordt.
De keuze is aan de klant (restaurant, eetcafé, hotel) om mee te doen aan de procedure, wij zullen waar mogelijk meewerken. Btw-aangiften moeten worden ingediend uitgaande van de situatie dat 21% btw is verschuldigd over de omzet uit de verstrekking van alcoholische dranken, eveneens wordt deze btw in volle omvang afgedragen. Daarna wordt er binnen 6 weken (al dan niet pro-forma) bezwaar gemaakt tegen de afdracht van 21% btw over de verstrekking van alcoholische dranken op eigen aangifte (te beginnen met december 2014 of het vierde kwartaal 2014). Hiermee worden de rechten veilig gesteld voor het geval mocht blijken dat er toch 6% omzetbelasting is verschuldigd. Iedere btw-periode moet dit herhaald worden, totdat de rechter een eindoordeel over het geschil geveld heeft.
Als wij pro-forma bezwaar maken zal de inspecteur te zijner tijd navragen welke omzet van de alcoholhoudende dranken betrekking heeft op maaltijden en welke omzet betrekking heeft op losse verstrekkingen (aan de bar of op het terras, zonder spijzen). Laatstgenoemde verstrekkingen blijven natuurlijk belast met 21% btw. Beter is het als wij reeds vooraf op de hoogte zijn van de gesplitste omzet; in sommige gevallen zal de klant zijn kasregister eerst moeten aanpassen om de splitsing aan te kunnen brengen.
Er is ook een kans aanwezig dat de belastingdienst een landelijke regeling gaat treffen, waardoor er niet steeds bezwaar gemaakt hoeft te worden tegen alle volgende perioden/jaren. In zo’n geval kunnen we met een pro-forma bezwaarschrift volstaan.
Er is ook een kans aanwezig dat de belastingdienst besluit om géén enkele regeling te treffen en alle bezwaren af te wijzen, zodat iedereen afzonderlijk moet gaan procederen, waarbij griffierechten verschuldigd zijn.
In de pers is verder te lezen dat er nog een tweede procedure zit aan te komen in de situatie dat all-in prijzen worden gehanteerd voor (alcoholische) dranken en eten.
