Wet Studie Financiering (WSF) nieuwe stijl.
Voor het studiejaar 2015/2016 is de studiefinanciering voor de universiteit en het HBO opgebouwd uit vier elementen:
- Studentenlening;
- Studentenreisproduct (de oude OV);
- Aanvullende beurs;
- Collegegeldkrediet.
Ad 1)
Iemand komt in aanmerking voor studiefinanciering als hij/zij ten tijde van de start van de studie jonger is dan 30 jaar, de Nederlandse nationaliteit bezit en een voltijds of duale opleiding gaat volgen.
Voor de studentenleningen rekende de overheid voor het kalenderjaar 2015 de extreem lage rente van 0,12% per jaar. Dit rentepercentage wordt ieder jaar opnieuw vastgesteld. De maximale studentenlening is € 854,53 per maand.
Ad 2)
Het studentenreisproduct moet verplicht afgenomen worden. Als de student binnen tien jaar de studie afrondt, worden de kosten voor het studentenreisproduct omgezet in een (onbelaste) gift.
Ad 3)
Hetgeen de student als aanvullende beurs kan ontvangen, is afhankelijk van het inkomen van de ouders. Als de opleiding door de student binnen tien jaar wordt afgerond, wordt deze component omgezet in een gift. De gift is niet belastbaar voor de inkomstenbelasting.
Ad 4)
Onder het collegekrediet wordt verstaan een lening om het jaarlijkse collegegeld te betalen. Het wettelijk collegegeld bedraagt voor het schooljaar 2015/2016 € 1.951. De student kan dit bedrag rentedragend lenen bij de overheid tegen 0,12% rente voor het kalenderjaar 2015. Maandelijks bedraagt de lening voor het collegegeld € 1.951 : 12 = € 162,58.
Opmerking BM-Advisering:
De student van tegenwoordig moet een veel groter deel lenen dan in het verleden. Hij die binnen de standaardtermijn van vier jaar de studie afrondt en maximaal geleend heeft, bezit een studieschuld van € (854,13 + € 162,58) x 12 x 4 = € 48.802,08 (exclusief rente).
Deze studieschuld kan in box 3 in mindering gebracht worden.
Een student HBO of universiteit mag in het nieuwe stelsel onbeperkt bijverdienen (dit in tegenstelling tot het oude stelsel).
De lage rente nodigt niet bepaald uit tot gematigd lenen (in de opbouwfase) dan wel versneld aflossen (in de terugbetaalfase). Het is zelfs rationeel om meer te lenen dan nodig is om de desbetreffende liquiditeit op een rentedragende spaarrekening te zetten of te reserveren voor de financiering van een eigen woning of de aankoop van effecten. Immers tegen de tijd dat de student afstudeert, zal de financiering van de eigen woning niet meer mogen bedragen dan 90% van de koopsom van de eigen woning, dus is 10% "eigen geld" op de spaarrekening wel erg handig.
Studieschulden worden tot op heden niet verplicht geregistreerd bij het Bureau Krediet Registratie (BKR). Een studieschuld verlaagt echter wel de leencapaciteit van de (voormalige) student bij het financieren van een eigen woning. Voor nieuwe studieleningen, die in 35 jaar worden afgelost, wordt 0,45% van het oorspronkelijke leningsbedrag als vaste maandlast in aanmerking genomen. Dit betekent bij een studieschuld van € 50.000 (inclusief rente) dat circa € 42.000 minder maximale hypotheek kan worden verkregen op basis van het van toepassing zijnde (gezins)inkomen. Onder het oude stelsel, waarbij in 15 jaar wordt afgelost, telt 0,75% als vaste maandlast mee. Dit komt neer op een verlaging van de maximale leencapaciteit met € 70.000.
Met ingang van 1 juli 2015 de aftrek van scholingsuitgaven niet langer mogelijk is als de belastingplichtige studiefinanciering ontvangt. Enkel diegenen die géén studiefinanciering ontvangen hebben nog recht op aftrek van scholingsuitgaven.
