Zwangerschapsuitkering.
In juni 2008 is in Nederland de regeling "Zelfstandige en Zwanger" (ZEZ) ingevoerd. Deze regeling houdt in dat de zwangere zelfstandige recht heeft op zestien weken uitkering. De uitkering kan ingaan tussen vier en zes weken voor de dag dat de zelfstandige is uitgerekend. De uitkeringsduur na de bevalling is altijd tien weken.
De regeling wordt uitgevoerd door het UWV en moet schriftelijk/digitaal worden aangevraagd.
De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de hoogte van het inkomen in het kalenderjaar voordat de uitkering ontvangen wordt. De uitkering is nooit hoger dan het minimumloon. Werkt de zelfstandige minimaal 1.225 uren per jaar in haar onderneming, dan is de uitkering gelijk aan het minimumloon. Daarnaast bestaat er recht op 8% vakantiegeld.
Het UWV houdt alle noodzakelijke belastingen en afdrachten op de uitkering in. De ZEZ-uitkering moet in de aangifte inkomstenbelasting verantwoord worden als inkomsten uit tegenwoordige arbeid (ziekte). Er wordt een jaaropgave door het UWV uitgereikt. De ZEZ-uitkering is belast.
Op 25 juli 2013 heeft de staatssecretaris van Financiën vragen beantwoord van de leden Klaver en Voortman van de Tweede Kamer. Het gaat in de gestelde vragen om zwangerschapsuitkeringen die een inkomensverzekeraar uitkeert op grond van een door een zelfstandige afgesloten verzekering (met premiebetaling). Deze uitkeringen zijn op grond van bestaande regelgeving niet belast voor de loon- en inkomstenbelasting. Voor zover relevant zijn alleen belast periodieke uitkeringen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval. De zwangerschapsuitkering wordt gedurende een beperkte periode uitgekeerd wegens zwangerschap en niet wegens invaliditeit, ziekte of ongeval. De inkomensverzekeraars kunnen dergelijke uitkeringen onbelast uitkeren.
Indien in het verleden de zwangerschapsuitkering van de inkomensverzekeraar belast is aangegeven, en de aanslag inkomstenbelasting over dat jaar intussen definitief is vastgesteld (geen bezwaar meer mogelijk), dan bestaat de mogelijkheid om op grond van het beleidsbesluit van 16 december 2010 ambtshalve vermindering te vragen bij de belastingdienst. De termijn waarbinnen de belanghebbende aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van vermindering of teruggaaf van belasting, vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft. Dit betekent dat het gehele jaar 2014 nog een verzoek ingediend kan worden om ambtshalve vermindering over de jaren 2009 en volgende.