Belastingplan 2016: berekening Box 3 met ingang van 2017.
Een van de onderdelen van het Belastingplan 2016 is de herziening van box 3. Het forfaitaire rendement voor box 3 (thans 4% voor alle categorieën van vermogen) wordt vanaf 1 januari 2017 anders berekend om meer rekening te houden met de soorten vermogen die hierin zijn opgenomen. De berekening wordt hierdoor een stuk ingewikkelder dan de huidige berekening en zal elk jaar opnieuw worden vastgesteld.
Twee rendementsklassen.
De nieuwe berekening is nog steeds grof in die zin dat er wordt gerekend met een rendement voor sparen (rendementsklasse I) en een rendement voor beleggen (rendementsklasse II). Voor rendementsklasse I geldt vooralsnog een percentage van 1,63%, en voor klasse II een percentage van 5,5%. De definitieve percentages voor de beide rendementsklassen 2017 worden in 2016 vastgesteld.
Voor het rendement uit sparen wordt gekeken naar de gemiddelde rente over een vijfjaarsperiode voorafgaand aan het vaststellingsjaar, voor 2017 wordt het rendementspercentage dus feitelijk bepaald naar de rente over de periode 2011 t/m 2015. Voor het rendement uit beleggen wordt een periode van 15 jaar gehanteerd waarbij herijking afzonderlijk plaatsvindt voor aandelen, obligaties en onroerende zaken.
Forfaitaire vermogensmix.
Naast de rendementsklassen wordt er een forfaitaire vermogensmix aangehouden voor drie schijven. Het box 3-vermogen wordt opgesplitst in een schijf van 0 tot 100.000 euro, een schijf van 100.000 euro tot 1 miljoen euro, en een schijf vanaf 1 miljoen euro. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen het box 3-vermogen en de grondslag.
De grondslag is het box 3-vermogen minus het heffingvrije vermogen van 25.000 euro (voor 2017) dat altijd in de eerste schijf in mindering komt.
Elke schijf heeft een eigen forfaitaire verdeling tussen spaargeld en beleggingen, uitgaande van de aanname dat grotere vermogens steeds meer uit beleggingen bestaan.
| Vermogensmix | Sparen | Beleggen |
| Eerste schijf € 0 - € 100.000 | 67% | 33% |
| Tweede schijf € 100.000 - € 1.000.000 | 21% | 79% |
| Derde schijf: > € 1.000.000 | 0% | 100% |
Deze verdeling blijft gelijk in de jaren 2017 tot en met 2019, daarna wordt getoetst of de verdeling moet worden aangepast én of de nieuwe regeling voor box 3 het gewenste effect heeft gehad. Een nieuwe verdeling gaat na 2019 steeds voor een periode van vijf jaar gelden.
Voorbeeld.
Bij een box 3-vermogen van 130.000 euro (alleenstaande) krijg je in 2017 de volgende toerekening en belaste grondslag.
|
Box 3-vermogen |
Spaardeel (1,63% rendement) |
Beleggingsdeel (5,5% rendement) |
Grondslag: voor 30% heffing |
|
€ 25.000 vrijgesteld als heffingvrij vermogen |
- |
- |
|
|
€ 75.000 valt in de eerste schijf |
67% x € 75.000 = € 50.250 |
33% x € 75.000 = € 24.750 |
|
|
€ 30.000 valt in de tweede schijf |
21% x € 30.000 = € 6.300 |
79% x € 30.000 = € 23.700 |
|
|
Totaal |
€ 56.550 x 1,63% = € 921 |
€ 48.450 x 5,5% = € 2.664 |
€ 921 + € 2.664 = € 3.585 |
Totale heffing in 2017: 30% x € 3.585 = € 1.075.
Verdeling tussen partners.
Doordat het heffingvrij vermogen van € 25.000 in mindering komt in de eerste schijf, is het vanaf een gezamenlijk vermogen van meer dan 100.000 euro voordeliger als de partner zelf zijn/haar heffingvrij vermogen claimt en het vermogen 50/50 wordt verdeeld. Bij overdracht van het heffingvrij vermogen naar de partner wordt er 50.000 euro in de eerste schijf afgetrokken en valt dus maximaal 50.000 euro binnen de vermogensmix van de eerste schijf, de rest zit dan gelijk in de tweede schijf. Bij een 50/50-verdeling valt er pas vermogen in de tweede schijf als het gezamenlijk vermogen meer bedraagt dan 200.000 euro (100.000 per partner).
Buitenlands belastingplichtigen
Ook voor 2017 geldt nog steeds dat het box 3-vermogen van buitenlands belastingplichtigen beperkt is tot in Nederland gelegen onroerende zaken en rechten die daarop betrekking hebben, en dat spaartegoeden, aandelen en obligaties dus buiten hun box 3-vermogen vallen. Uit Europeesrechtelijke overwegingen is besloten tóch aan te sluiten bij de rendementsberekening voor binnenlands belastingplichtingen waardoor het forfaitair rendement van buitenlands belastingplichtigen feitelijk uitgaat van een dubbele fictie. Dit kan een benadeling van binnenlands belastingplichtigen opleveren, maar het benadelen van binnenlands belastingplichtigen is Europeesrechtelijk wél toelaatbaar.
Buitenlands belastingplichtigen hebben géén recht op het heffingvrij vermogen !!
Kwalificerende buitenlands belastingplichtigen in de zin van artikel 7.8 Wet IB 2001 worden behandeld alsof zij binnenlands belastingplichtig zijn. Zij hebben wél recht op het heffingvrij vermogen zodat zij voor de box 3-heffing dezelfde tabel kunnen toepassen als binnenlands belastingplichtigen. Voor de 90% of meer-toets wordt echter wel met de tabel voor buitenlands belastingplichtigen gerekend.
Als partners er niet voor kiezen om een eigen verdeling te maken, dan wordt de verdeling automatisch op 50-50 gezet. Door de veranderingen in box 3 zullen gehuwden (met vermogen) beiden aangiften moeten doen, wil men zeker zijn dat men zo weinig als mogelijk belasting betaald.
De laatste tijd is er in de fiscale pers veel te lezen over de vlucht van box 3 spaargeld naar een aparte BV of een VBI. Op deze wijze ontstaat een aanmerkelijk belang in Box 2. In box 2 is er geen forfaitaire heffing, maar worden enkel de daadwerkelijk ontvangen dividenden belast met 25% heffing (reële stelsel). Als er teveel schaapjes over de dijk gaan, is de kans groter dat de regering maatregelen gaat treffen.