Einde wettelijke gemeenschap van goederen per 01-01-2018:
Al sinds 1838 trouwen echtgenoten in Nederland in gemeenschap van goederen als zij geen (notariële) huwelijkse voorwaarden maken. Op dit moment wordt ongeveer 70 procent van de huwelijken in Nederland gesloten in gemeenschap van goederen. De Eerste Kamer heeft op 28 maart 2017 het wetsvoorstel "Beperking gemeenschap van goederen" aangenomen om de algehele gemeenschap van goederen te vervangen door een beperkte gemeenschap van goederen.
Hierdoor wordt in de toekomst alléén vermogen dat tijdens het huwelijk wordt opgebouwd, gemeenschappelijk. Giften en erfenissen blijven buiten de beperkte gemeenschap en komen enkel toe aan de ontvangende echtgenoot.
Tijdens een huwelijk hebben echtgenoten in de toekomst drie verschillende vermogens:
- Privévermogen van A van vóór het huwelijk, eigen schenkingen en erfenissen.
- Privévermogen van B van vóór het huwelijk, eigen schenkingen en erfenissen.
- Het gemeenschappelijke vermogen dat tijdens het huwelijk tussen A en B ontstaat.
Dat vergt wel de nodige administratie van de echtgenoten. Aan het einde van het huwelijk – het maakt niet uit of het huwelijk eindigt door echtscheiding of overlijden – moet een echtgenoot kunnen aantonen dat iets privé is. Kan een echtgenoot dat niet, dan wordt het tot de beperkte gemeenschap gerekend en moet het 50/50 worden gedeeld. Door het privévermogen vóór het huwelijk goed vast te leggen in een notariële akte, hebben de toekomstige echtgenoten dwingend bewijs in handen.
Men dient voorzichtig te zijn met goederen die echtgenoten vóór het huwelijk (tijdens de periode van samenwoning) gezamenlijk, maar niet 50/50 hebben verkregen, bijvoorbeeld een woning die in de verhouding 70/30 is aangekocht. Door het aangaan van het wettelijk huwelijk na 1-1-2018 valt die woning in de beperkte gemeenschap (was immers geen privévermogen maar reeds gezamenlijk vermogen) en wordt de woning gezamenlijk eigendom voor 50/50. Wanneer dit niet wordt gewenst bieden huwelijkse voorwaarden uitkomst.
Een echtgenoot met een voorhuwelijkse onderneming wordt verplicht om aan de beperkte gemeenschap een redelijke vergoeding te betalen voor de geleverde arbeid, kennis en vaardigheden in de onderneming. Als de echtgenoot in loondienst bij de onderneming zou zijn, dan zou dat arbeidsloon immers tijdens het huwelijk in de beperkte gemeenschap vallen en ook ten gunste van de andere echtgenoot komen. Hoe die redelijke vergoeding moet worden vastgesteld, is tot heden niet bepaald. Waarschijnlijk zal de redelijke vergoeding zich via de rechtspraak moeten gaan ontwikkelen. Dat brengt zeker de eerste jaren de nodige onzekerheid met zich mee.
Het gehele vermogen (en dus ook de schulden) van een onderneming die tijdens het huwelijk wordt gestart, vallen in de beperkte gemeenschap.
Opmerking BM-Advisering:
Uiteraard kan bij huwelijkse voorwaarden van deze nieuwe wetgeving van de beperkte gemeenschap van goederen worden afgeweken.
Ook kan gekozen worden voor de traditionele gemeenschap van goederen zoals we die nu kennen. Ook kan er voor worden gekozen om giften en erfenissen wel samen te delen, hiervoor is het noodzakelijk dat de schenker/erflater een beroep heeft gedaan op de zogenaamde insluitingsclausule.
De wet wordt op 1 januari 2018 ingevoerd. Voor samenwoners verandert er niets. Voor toekomstige echtgenoten die in gemeenschap van goederen willen trouwen, zit er een groot verschil in wetgeving als de huwelijksvoltrekking voor of na 1 januari 2018 plaats vindt.
Overzicht met ingang van 1-1-2018:
|
Privévermogen partner A |
Gemeenschap van goederen |
Privévermogen partner B |
|
|
|